De meest populaire roofvissoorten waarop we vissen zijn de snoek, snoekbaars, baars en roofblei. Hieronder volgt een korte omschrijving van deze vissen en waarmee we deze kunnen vangen.
Snoek
De Latijnse naam voor snoek is "Esox Lucius". Snoeken hebben een slanke, torpedo achtige bouw en een kenmerkende “snavelbek” met hierin, aan de bovenkant, wel 700 kleine tandjes. De onderkant van de kaak is groter als de bovenkant en steekt een stuk verder uit naar voren. Volgens biologen kunnen de vrouwtjes snoeken wel 1,50 meter groot worden. Snoeken houden hoofdzakelijk van helder water wat begroeid is met planten en dergelijke die dienen als schuil- en aanvalsplaats. Een snoek is niet kieskeurige qua aas en eet bijna alles, van kleine eendjes tot waterratten en alles wat daar tussen zit. Ook de eigen soortgenoten zijn niet altijd veilig voor deze alleseter. Hierdoor kunnen we snoeken vangen met verschillende soorten kunstaas en doodaas afhankelijk van het jaargetijden.
Snoekbaars
De snoekbaars (Sander lucioperca) behoort tot de familie van de echte baarzen en is te herkennen aan de grote vangtanden, de oplichtende glazige ogen met reflecterend netvlies (de snoekbaars wordt om die reden ook wel “glasoog” genoemd) en de twee gescheiden rugvinnen waarvan de voorste stekels bevat. Snoekbaars heeft een voorkeur voor troebel water maar is ook wel te vinden in heldere diepere wateren zoals afgravingen en grintgaten. Hoewel snoekbaars een voorkeur heeft voor relatief kleinere vis is zeker in de wat koudere maanden een grote dode aasvis of shad zeker het proberen waard. Snoekbaars kunnen we zowel verticalend als gooiend met een shad vangen. Ook drop shottend met een shad of een dood aasvisje aan de fireball kan goede resultaten geven. Wanneer de snoekbaars in de zomer nog verspreid ligt kan trollen met diep lopende, slanke pluggen een goede aanpak zijn.
Baars
De Perca fluviatillis oftewel de baars is een kleine, zeer dappere roofvis en te herkennen aan de karakteristieke rode staart en vinnen. Ook de zwarte vlek op de achterkant van de voorste vin en de donkere strepen op de flank zijn herkenningspunten van de baars. Door het type schub en de geringe hoeveelheid slijm, voelt de huid van de baars ruw aan. De baars is niet veeleisend en past zich gemakkelijk aan. Grote baarzen zijn roofzuchtig en eten voornamelijk kleine vissen, ook van hun eigen soort (kannibalisme). Zoals gezegd is een baars een zeer dappere roofvis die zich vol overgave op het (kunst)aas stort dat soms veel groter is dan hij zelf. Doordat de baars wijdt verspreid is, is deze bijna overal te vangen van kleine polderslootjes tot stadwateren en groter rivieren. We gebruiken hiervoor een lichte spinhengel met een klein spinner of shadje. Ook het trollend vissen met diep lopende plugjes is een effectieve manier om baarzen te vangen.
Roofblei
De roofblei, die de Latijnse naam Aspius aspius draagt komt oorspronkelijk uit het “Oostblok” en behoort tot de karperachtigen. Kenmerkend is dat deze roofvis geen tanden heeft. De roofblei wordt ook wel “zilveren pijl” genoemd en heeft dit te danken aan zijn blinkende, zilveren schubben en zijn manier van jagen, namelijk op volle snelheid. Deze snelheid wordt gemaakt door de puntige vinnen en grote, krachtige staart. De roofblei jaagt dan ook het liefst (zeker in de zomer) aan de oppervlakte in snelstromende rivieren zoals bijvoorbeeld de Waal. De beste resultaten zijn te behalen wanneer we vissen rondom de kribben, waarbij het kunstaas zo snel mogelijk wordt binnen gedraaid. De roofblei heeft namelijk bijzondere ogen die steeds beter gaan zien zodra de snelheid omhoog gaat. Door deze manier van vissen (hoge indraaisnelheid) en doordat de roofblei met hoge snelheid onder de prooivis door schiet (om deze vervolgens van voren vol aan te vallen) geven hart verzakkende, keiharde aanbeten!